Lof der traagheid

Traagheid,
waar ben je gebleven?

Een halve eeuw geleden
besloeg Beethovens derde pianoconcert
drie 78-toeren platen.
De eerste kreeg je op je verjaardag
de volgende met Sinterklaas
voor de derde spaarde je zelf.

Nu heb je op je iPod
de hele muziekgeschiedenis staan.

Vroeger stuurde je brieven
naar een meisje in San Francisco
dat je in de zomervakantie had ontmoet
twee adembenemende weken lang
moest je wachten op antwoord.

Nu slingert zij via de digitale snelweg
in enkele seconden
haar reply op je beeldscherm.

Je grootvader trok naar Parijs
verre stad vol geheimen
alleen de reis erheen al lonkte
de voorbode van onbekend avontuur.

Tegenwoordig stap je na het ontbijt in de Thalys
en nog voor de lunch sta je op het Gare du Nord.

Tien jaar was Odysseus onderweg van Troje naar Ithaka
een vliegtuig doet er een uur over.

Traagheid, ik mis je!

Maar heel langzaam
zal je terugkeren.

Mijn kinderen
zullen snelle ruimteschepen bouwen.
Hun kinderen
nog snellere.
En uiteindelijk zullen hun nazaten
het heelal verkennen
in een superieure raket.
Met de lichtsnelheid reizen ze naar Sirius
de Magelhaense Wolk, de rand van de Melkweg.

O, wat zal dat traag gaan…
Honderdduizenden lichtjaren ver
liggen de bestemmingen
die ze zelf niet meer bereiken.
Tergend stroperig
boren hun kindskinderen
– onherkenbaar vervreemde nakomelingen –
zich door de Andromeda Nevel
spiraalstelsels
en superclusters.
Met een traagheid
van 300.000 kilometer per seconde
dringen ze door
in de uithoeken
van het universum.

Het schip kruipt door de intergalactische ruimte
en tast de eindeloze randen ervan af
ondergedompeld in onoverwinnelijke
traagheid.

Dit gedicht werd gepubliceerd in het maart-april nummer van De Gids in 2007.